De uitdagingen van een woestijnstaat
De enige rustdag op een klimaattop tussen twee intensieve weken van
onderhandelingen is de ideale gelegenheid
om even de stad te ontvluchten. En bij WWF hebben we het geluk over een lokaal
kantoor te beschikken met geweldige collega’s die maar wat graag hun werk op
het terrein willen laten zien. Want de VAE is meer dan Dubai en Abu Dhabi. Het
is een unie van 7 emiraten die een van de grootste olieproducerende landen is,
met nog steeds een van de grootste bekende voorraden in de grond. De gigantische
rijkdom die dat met zich mee bracht heeft ook gezorgd voor een attitude van ‘wat
er ook gebeurd, we kopen ons er wel uit.’ Gooien met geld is dan ook de favoriete
bezigheid van de rijke handelsfamilies die het land regeren op despotische
wijze. Toch is het ook een land met oude tradities die het vroeger toelieten om
te gaan met de extreme klimatologische omstandigheden.
Een kwetsbaar land van extremen
Terwijl we de stad uitrijden maken de hoge woontorens plaats voor een droog
savanne landschap met veel zand, lage struiken en af en toe een boom. Kleine kuddes
(wild of niet, dat is niet duidelijk) kamelen verwijlen hier en daar in het vroege
ochtendlicht terwijl de temperatuur gestaag klimt naar pakweg 28 graden, normale
wintertemperatuur voor hartje winter op deze kant van het Arabische schiereiland.
Dit land lijdt ook onder de klimaatverandering. De Perzische golf is de heetste
zee ter wereld, vooral in de meest ondiepe gedeelten, die voor de kust van de
V.A.E liggen. Het land zelf heeft een woestijnklimaat, met groenere gebieden en
bergen, maar het is erg vatbaar voor extreme hitte, watertekorten, stof en
zandstormen.
Na ongeveer anderhalf uur rijden rijzen ruige bergen op aan beide zijde van de weg. Het Al Qrayah gebergte beschermde vroeger de oostkust van het schiereiland tegen indringers vanop de golf van Oman. Ooit moeten deze bergen redelijk groen geweest zijn, maar doorheen de eeuwen is het koper dat in de rijke rotsbodem rijkelijk aanwezig is massaal weggehaald om het oude Messopotamië te voorzien. Sinds toen zijn honderdduizenden bomen gekapt in de valleien en tegen de flanken van de bergen om houtskool te maken. Die hadden ze namelijk nodig om het koper te ontginnen. Dat is tenminste de theorie van Altaf Habib, projectmanager van WWF op het terrein, en zijn collega’s. Het is een plausibele theorie en het zou niet het eerste geval zijn van habitatdestructie door de mens doorheen de geschiedenis.
90% van de watervoorraden uitgeput
Onze eerste stop is het 17e eeuwse fort van Al Bitnah. Toen
werd er al gevochten om de schaarse grondstoffen. Met stip op nummer één:
water. Vandaag wordt er niet meer om gevochten. De emirs hebben daar een doorslaggevende
oplossing voor gevonden. Zoals hierboven al geschreven: ze gooien er gewoon
geld tegenaan. Alhoewel de inwoners van dit droge gebied voor het tijdperk van
fossiele brandstoffen er in slaagden om heel duurzaam om te gaan met hun bronnen
en binnen de grenzen van het ecosysteem te functioneren, werd die kennis en ervaring
overboord gegooid en brak er een eeuw aan van relatieve zorgeloosheid op dat
vlak. Een beetje zoals bij ons overigens – maar bij ons zijn de gevolgen vooralsnog
minder zichtbaar. Resultaat in de Emiraten: 90% (u leest het goed) van alle
aquafers met grondwater zijn leeg. De weinige regen volstaat niet om die oude
voorraden weer aan te vullen, temeer gezien die regen ofwel wordt opgevangen en
onmiddellijk verbruikt of gewoon verdampt, gezien het gebrek aan voldoende
vegetatie om het water op te vangen en vast te houden. Geheel in de logica van
de oliesjeiks is nu de bedachte oplossing: ontzilten van zeewater en het dan in
grote hoeveelheden naar het binnenland pompen via pijpleidingen. Goed om weten:
ontzilten is een energie-intensief proces dat hoge concentraties aan residu’s
met zich meebrengt die ongefiltert in de zee terecht komen, daar giftige algenbloei
stimuleert en verder opwarming van het water. Dat leidde ondertussen dat verschillende
dode zones in de Perzische golf. De energie wordt vanzelfsprekend opgewekt door
olie te verbranden.
Een paradijs in de woestijn
In de buurt van Bitnah bezoeken we een lokale boer die overgeschakeld is op agro-ecologische principes en het aantal gewassen dat hij produceert sterk heeft opgedreven. Zijn water haalt hij uit een gerestaureerde Falaj, dat is een oud irrigatiesysteem dat water van een bron tot bij zijn plantage brengt. Ter plaatse loopt het water van de kanalen over in een modern druppelsysteem dat toelaat veel beter te regelen hoeveel een bepaald gewas krijgt. Een vijgeboom heeft namelijk andere behoeftes als een limoenenboom en daar is dus veel efficiëntiewinst te boeken. De elektriciteit voor de waterpompen haalt hij uit een reeks zonnepanelen die meteen ook dienen om zijn geiten tegen de zon te beschermen. Hij wijst glimlachend naar een nu werkeloze dieselpomp die staat te roesten in een hoekje van zijn erf. Het ding moet behoorlijk veel lawaai gemaakt hebben. Nu is het onwerkelijk rustig op zijn erf, na de constante herrie en de niet aflatende verkeersstromen in de stad. Maar de werkelijke verwondering moest nog komen. Wanneer we door een poort de beschaduwde voedseltuin betreden – het woord plantage zou deze tuin van Eden onrecht aan doen – valt de temperatuur meteen met 3 of 4 graden, een vochtige aangenaam geurende lucht sluit je meteen in de armen. Hoge palmen en andere bomen brengen schaduw en houden het vocht vast in een groene cocon die de uitwisselingsprocessen van nutriënten tussen bodem en kruin bevorderen. Onder de palmen wisselen grote bananenbladeren, limoenboompjes, mango- en vijgenbomen elkaar af. Op de bodem groeien lange frisse grashalmen die voedsel vormen voor de geiten. We houden halt bij de morina peregrina, een inheemse bloeiende fruitboom die van 6 tot 10 meter hoog kan worden en die onder meer een plantaardige olie produceert die zeer gegeerd is omwille van zijn medicinale en culinaire kwaliteiten, aan de wortel groeien ook een soort uitstulpingen die aan zoete aardappelen doen denken en die ook kunnen geconsumeerd worden. Een plant die ook op de hete rotsige bergflanken groeit en die zo goed tegen de zon en de droogte kan dat de wetenschap zich erover verbaast. De rijkdom van de natuur houdt niet op te verwonderen. Deze boer is op aanraden van Altaf en zijn collega’s begonnen met het aanplanten van deze bijzondere soort, die hem toelaat om nog verder te diversifiëren en potentieel heel kwalitatieve producten te verkopen voor de uitgebreide horeca in Dubai en Abu Dhabi. De relatief grote soortenrijkdom in deze voedseltuin trekt veel vogels aan en het is een gekwetter van belang die de paradijselijke sfeer nog versterkt.
Vertikale
landbouw
Als we in
de namiddag terug rijden praten we na over voedsel. De V.A.E. importeert maar
liefst 90% van al zijn voedsel. Voor de 10% lokale productie zet de overheid vooral
in op vertikale landbouw dicht bij de stad. Luchtvaartmaatschappij Etihad heeft
zo ook zijn eigen hoogtechnologische productietoren waar ze met behulp van druppelirrigatie
en in gecontroleerde omstandigheden organische groenten en fruit kweekt waarmee
ze haar vloot bevoorraadt. In de traditionele kleinschalige landbouw is weinig
geen interesse. Op zich is er geen bezwaar tegen vertikale landbouw, alleen
vergt die veel energie en die wordt bijna volledig opgewekt met fossiele
brandstoffen die ze zelf uit de grond halen. Dat blijft problematisch want het
energieverbruik ligt al erg hoog in de blitze steden langs de kust waar de air-conditioning
heel het jaar door draait, zeker in de zomer waar de temperatuur gemiddeld boven
de 40° stijgt. Gekkigheden zoals indoor skipistes maken het niet beter. Dat is
alvast een van de redenen waarom het land zo slecht scoort op de Climate Change Performance Index
die net als elk jaar wordt bekendgemaakt tijdens de klimaattop. Dat is een
ranking die het klimaatbeleid beoordeeld van de 63 landen + de Europese Unie
die samen 90% van alle emissies vertegenwoordigen. Van de geëvalueerde landen
staat de V.A.E. helemaal onderaan (3e laatste plaats), net als
Saoudi-Arabië (op de laatste plaats). Niet toevallig is dat laatste land de
grootste dwarsligger voor vooruitgang op alle opeenvolgende klimaattoppen van de
laatste jaren. In Madrid was dat land mee verantwoordelijk voor het mislukken van
de ondehandelingen, in Glasgow konden ze niet beletten dat eindelijk de
uitfasering van fossiele brandstoffen eindelijk vernoemd werd in de
slotteksten.
Laaghangend
fruit
Toch
investeert de oliestaat nu ook in zonne-energie, wat in alle opzichten een laag
hangend fruit is waarvan je je afvraagt waarom ze daar in godsnaam niet veel vroeger
mee begonnen zijn… De zon schijnt haast elke dag van het jaar, van s’ochtends
tot ’s avonds. In Dubai zijn nauwelijks zonnepanelen te bekennen, nochtans staat
er een gebouwenpark dat in de brede regio zijn gelijke niet kent. Wat blijkt
echter: je mag als private consument niet zelf energie op het net zetten. Dan
wordt het natuurlijk duidelijk. Mensen die een hele dag volop produceren
wanneer ze op hun werk zijn kunnen die elektriciteit aan de straatstenen niet
kwijt. De overheid wil haar monopolie op energie niet kwijt. Dat is wellicht vooral
een ideologische kwestie in een land dat absolute controle over zijn bevolking
hoog in het vaandel draagt maar het kan ook technische kwestie zijn: het potentieel
is zo groot dat overdag al die energie ergens naar toe zou moeten, want ze zal
nooit helemaal geconsumeerd worden. Dat betekent dat er moet geinvesteerd
worden in een verzwaring van het netwerk en vooral in opslagcapaciteit. Die
bestaat nu alleen voor petroleum en gas. Daarom investeren de emirs nu in
grootschalige massa-complexen zoals het Al Dhafra Solar PV project. Het complex
zou voldoende produceren om 160.000 gezinnen van elektriciteit te voorzien of het
equivalent van 470.000 benzine wagens van de weg halen. Ook krijgt het land
binnenkort het grootste park met
geconcentreerde zonne-energie (het grootste lag tot voor kort in Marokko), dat
is een systeem met tienduizenden spiegels die de zonnewarmte naar een centrale
toren stralen. In al deze projecten is Masdar betrokken, het investeringsvehikel
van COP voorzitter Sultan Al Jaber.
Stel dat Al Jaber en zijn opvolgers erin slagen om hun land klimaatneutraal
te maken tegen 2050, zoals ze beweren. Het zou best kunnen dat dat lukt. Hun potentieel
aan hernieuwbare energie is gigantisch en van begrotingstekorten of
budgetbeperkingen hebben ze weinig last. Maar de effecten die hun fossiele
export sorteert in de rest van de wereld is onvergelijkbaar veel groter. Berichten
in de media vlak voor de COP maakten gewag van een uitbreiding van 7,5 miljard vaten.
Volgens gegevens van het internationaal energie agentschap moet echter 90% van
die capaciteit in de grond blijven om nog kans te maken in 2050 Net-zero te bereiken.
De spreidstand tussen deze plannen en de voluntaristische verklaringen van de
COP president is onhoudbaar.
Koen Stuyck
Geen opmerkingen:
Een reactie posten