vrijdag, maart 03, 2017

Dagen zonder vlees is een uiting van collectieve verantwoordelijkheid

In de Morgen van 2 maart klaagt Hendrik Vandamme over wat hij noemt het ‘vermanend vingertje’ van de Dagen Zonder Vlees campagne. De voorzitter van het Algemeen Boerensyndicaat hanteert een moraliserende toon wanneer hij het heeft over ‘hippe heren en dames’ en ‘klimaatvasten als het nieuwe dogma’. Wat we nodig hebben is een sector die bezorgdheden ernstig neemt, geen achterhoedegevechten.

Mijnheer Vandamme voelt zich in de hoek gedrumd en dat is begrijpelijk, maar het heeft weinig zin om in het publieke debat jezelf terug te trekken in de loopgraven van het oude gelijk. Zeker niet wanneer de samenleving een voortschrijdend inzicht ontwikkelt als gevolg van toenemende signalen uit de wetenschappelijke wereld dat we tegen onze ecologische grenzen aanbotsen. Mensen begrijpen dat we iets moeten doen, er ontstaat m.a.w. een gevoel van collectieve verantwoordelijkheid en dat moeten we koesteren. De dagen zonder vlees afdoen als een modeverschijnsel of een nieuw dogma is een achterhoedegevecht en lost het probleem niet op.

Laat ons echter vooral klaar en duidelijk stellen dat het niet de bedoeling is om een van de belangrijkste actoren in ons voedselsysteem, namelijk de boeren, in de hoek te drummen. Het gaat immers om het hele voedselsysteem, dat onder invloed van een uitsluitend economische benadering heeft geleid tot een doorgedreven intensifiëring op mondiale schaal, zonder rekening te houden met de consequenties voor de planeet. We moeten de feiten onder ogen zien: volgens de cijfers van de FAO is 75% van de mondiale uitstoot van broeikasgassen door de landbouw te wijten aan de veehouderij. Het gaat dan voornamelijk om de uitstoot van methaan gassen door de dieren en de productie van gewassen die als basis dienen voor veevoeder. Met name in Zuid-Amerika worden natuurgebieden op grote schaal omgezet in plantages van voornamelijk soja. Een heel belangrijk onderscheid daarbij is het verschil tussen soja voor humane consumptie en deze voor dierlijke consumptie. De sojaburger of tofu die een bewuste burger nuttigt is gemaakt van soja uit onder meer Canada en de Verenigde Staten die beantwoord aan heel andere eisen.  

Ook Belgische dieren worden massaal bijgevoederd met Braziliaanse soja: niet minder dan 93% van de soja die Europa invoert gaat naar het veevoeder – wat maakt dat de gemiddelde Europeaan zonder ooit zelf sojaproducten te kopen 61 kilogram soja verorbert per jaar. Het heeft overigens geen pas dat mijnheer Vandamme de Belgische productie probeert te minimaliseren - als klein land waren we in 2016 de 9e producent van rundsvlees en de 7e producent van kippenvlees in Europa (cijfers Eurostat). Een groot deel van dat vlees wordt vanzelfsprekend uitgevoerd. 

Dagen Zonder Vlees en hun partners vragen niemand om nooit meer vlees te eten. Het gaat over verminderen. Ons huidige consumptiepatroon is gekenmerkt door overconsumptie. Onze planeet is echter eindig. Wat we vragen is om kwaliteit te verkiezen boven kwantiteit: we moeten het aantal dieren verminderen in ons land, de afhankelijkheid van de boeren van buitenlandse toevoer  verminderen en de aankoop van soja beperken tot gecertificeerde duurzame soja (RTRS of ProTerra).


In Nederland zijn vandaag al initiatieven zoals ‘Kippen en Varken van morgen’ actief aan het timmeren aan grotere duurzaamheid van de veestapel. Met dergelijke initiatieven kan de sector het voortouw nemen en laten zien dat het de bezorgdheid van het publiek die zijn producten afneemt ernstig neemt.

donderdag, januari 19, 2017

Natuur en landbouw, beiden wortels aan dezelfde boom

In de Standaard van 18 januari trekt conservatiebioloog Olivier Honnay een hoge muur op tussen landbouw en natuur in Vlaanderen – wellicht onbedoeld bestendigt hij daarmee een versleten consensus tussen industriële landbouw en politiek die dringend moet doorbroken worden.
De grenzen tussen natuur en landbouw komen voort uit de menselijke drang naar efficiëntie, orde en utilitair denken, waarmee de moderniteit ons opgezadeld heeft. Onder impuls van economische schaalvoordelen en winstbejag heeft de mens vervolgens alle externe kosten van die praktijk buiten de winstcijfers kunnen houden. Net omdat de winsten zo groot waren konden we alle kosten van onze buitensporige voetafdruk exporteren en verbruiken we met zijn allen niet minder dan 6x de oppervlakte van België (Living Planet rapport WWF, 2016). Helaas zijn die grenzen er niet in de echte (natuurlijke) wereld. Ook al krijgen onze schaarse natuurgebieden een beschermde status, ze worden nog steeds vervuild door de afvalstromen van de conventionele landbouw: eutrofiëring van water, verdwijnen van nitrofobe planten en een explosie van nitrofiele planten zoals brandnetels die andere biodiversiteit in de verdediging dwingen. Op die manier bedreigen we ook de ecosysteemfuncties van die natuurgebieden: zoetwaterwinning en opslaan van koolstof om maar twee van de belangrijkste te noemen.

De oproep van mijnheer Honnay om de landbouw in Vlaanderen verder te intensifiëren geeft dan ook het verkeerde signaal. Het heersende model produceert naast zijn doelgewassen vooral ecologische woestijnen. Een feit dat in de tropen overigens nog veel harder inhakt op de natuur. Net omdat de bodem vaak armer is en de kracht van de zon veel groter, zijn ecologisch verantwoorde systemen een must. Alles opentrekken en intensief verbouwen is een recept voor problemen.

Om terug te komen naar eigen land: dat biodiversiteit meer gebaat zou zijn bij intensieve landbouw dan biologische is een bijzonder vreemde manier om de wankelende consensus goed te praten. De impact is immers kleiner, en biologische boeren zijn vaker ontvankelijk voor flankerende maar belangrijke maatregelen zoals het aanleggen van hagen en groene bermen. In die zin is de rol van de biologische landbouw in ons land, naast het werken aan een beter ecologisch evenwicht, ook dat van een incubator en koploper. Bio is niet de magische formule maar een stap in de goede richting. Voorstanders van intensieve landbouw moeten blij zijn dat ze duurzamere landbouwpraktijken kunnen integreren die hun ecologische collega’s getest hebben. Beleidsmakers zouden de biologische landbouw moeten behandelen en stimuleren zoals een Vlaamse ‘Sylicon valley van de landbouw.’

Mijnheer Honnay’s bekommernis om de bestaande natuurgebieden in Vlaanderen niet nog verder te laten wegsmelten op deze opwarmende planeet, delen we vanzelfsprekend. Praten over ruimte zonder andere aspecten van onze ruimtelijke ordening te vermelden is echter geen oplossing. Wat met grote shoppingcentra buiten de stads of dorpskernen, of onze hardnekkige neiging om te groot te wonen met tuinen die wel groen zijn maar helemaal niet biodivers? Wat we nodig hebben is een integrale visie op natuur, geen honinggraat van hokjesdenken.