donderdag, januari 19, 2017

Natuur en landbouw, beiden wortels aan dezelfde boom

In de Standaard van 18 januari trekt conservatiebioloog Olivier Honnay een hoge muur op tussen landbouw en natuur in Vlaanderen – wellicht onbedoeld bestendigt hij daarmee een versleten consensus tussen industriële landbouw en politiek die dringend moet doorbroken worden.
De grenzen tussen natuur en landbouw komen voort uit de menselijke drang naar efficiëntie, orde en utilitair denken, waarmee de moderniteit ons opgezadeld heeft. Onder impuls van economische schaalvoordelen en winstbejag heeft de mens vervolgens alle externe kosten van die praktijk buiten de winstcijfers kunnen houden. Net omdat de winsten zo groot waren konden we alle kosten van onze buitensporige voetafdruk exporteren en verbruiken we met zijn allen niet minder dan 6x de oppervlakte van België (Living Planet rapport WWF, 2016). Helaas zijn die grenzen er niet in de echte (natuurlijke) wereld. Ook al krijgen onze schaarse natuurgebieden een beschermde status, ze worden nog steeds vervuild door de afvalstromen van de conventionele landbouw: eutrofiëring van water, verdwijnen van nitrofobe planten en een explosie van nitrofiele planten zoals brandnetels die andere biodiversiteit in de verdediging dwingen. Op die manier bedreigen we ook de ecosysteemfuncties van die natuurgebieden: zoetwaterwinning en opslaan van koolstof om maar twee van de belangrijkste te noemen.

De oproep van mijnheer Honnay om de landbouw in Vlaanderen verder te intensifiëren geeft dan ook het verkeerde signaal. Het heersende model produceert naast zijn doelgewassen vooral ecologische woestijnen. Een feit dat in de tropen overigens nog veel harder inhakt op de natuur. Net omdat de bodem vaak armer is en de kracht van de zon veel groter, zijn ecologisch verantwoorde systemen een must. Alles opentrekken en intensief verbouwen is een recept voor problemen.

Om terug te komen naar eigen land: dat biodiversiteit meer gebaat zou zijn bij intensieve landbouw dan biologische is een bijzonder vreemde manier om de wankelende consensus goed te praten. De impact is immers kleiner, en biologische boeren zijn vaker ontvankelijk voor flankerende maar belangrijke maatregelen zoals het aanleggen van hagen en groene bermen. In die zin is de rol van de biologische landbouw in ons land, naast het werken aan een beter ecologisch evenwicht, ook dat van een incubator en koploper. Bio is niet de magische formule maar een stap in de goede richting. Voorstanders van intensieve landbouw moeten blij zijn dat ze duurzamere landbouwpraktijken kunnen integreren die hun ecologische collega’s getest hebben. Beleidsmakers zouden de biologische landbouw moeten behandelen en stimuleren zoals een Vlaamse ‘Sylicon valley van de landbouw.’

Mijnheer Honnay’s bekommernis om de bestaande natuurgebieden in Vlaanderen niet nog verder te laten wegsmelten op deze opwarmende planeet, delen we vanzelfsprekend. Praten over ruimte zonder andere aspecten van onze ruimtelijke ordening te vermelden is echter geen oplossing. Wat met grote shoppingcentra buiten de stads of dorpskernen, of onze hardnekkige neiging om te groot te wonen met tuinen die wel groen zijn maar helemaal niet biodivers? Wat we nodig hebben is een integrale visie op natuur, geen honinggraat van hokjesdenken.