Natuur en landbouw, beiden wortels aan dezelfde boom
In de Standaard van 18 januari trekt conservatiebioloog
Olivier Honnay een hoge muur op tussen landbouw en natuur in Vlaanderen –
wellicht onbedoeld bestendigt hij daarmee een versleten consensus tussen
industriële landbouw en politiek die dringend moet doorbroken worden.
De grenzen tussen natuur en landbouw komen voort uit de
menselijke drang naar efficiëntie, orde en utilitair denken, waarmee de
moderniteit ons opgezadeld heeft. Onder impuls van economische schaalvoordelen
en winstbejag heeft de mens vervolgens alle externe kosten van die praktijk
buiten de winstcijfers kunnen houden. Net omdat de winsten zo groot waren
konden we alle kosten van onze buitensporige voetafdruk exporteren en
verbruiken we met zijn allen niet minder dan 6x de oppervlakte van België
(Living Planet rapport WWF, 2016). Helaas zijn die grenzen er niet in de echte
(natuurlijke) wereld. Ook al krijgen onze schaarse natuurgebieden een
beschermde status, ze worden nog steeds vervuild door de afvalstromen van de
conventionele landbouw:
eutrofiëring van water, verdwijnen van nitrofobe planten en een explosie van
nitrofiele planten zoals brandnetels die andere biodiversiteit in de
verdediging dwingen. Op die manier bedreigen we ook de ecosysteemfuncties van
die natuurgebieden: zoetwaterwinning en opslaan van koolstof om maar twee van
de belangrijkste te noemen.
De
oproep van mijnheer Honnay om de landbouw in Vlaanderen verder te intensifiëren
geeft dan ook het verkeerde signaal. Het heersende model produceert naast zijn
doelgewassen vooral ecologische woestijnen. Een feit dat in de tropen overigens
nog veel harder inhakt op de natuur. Net omdat de bodem vaak armer is en de kracht
van de zon veel groter, zijn ecologisch verantwoorde systemen een must. Alles
opentrekken en intensief verbouwen is een recept voor problemen.
Om
terug te komen naar eigen land: dat biodiversiteit meer gebaat zou zijn bij
intensieve landbouw dan biologische is een bijzonder vreemde manier om de
wankelende consensus goed te praten. De impact is immers kleiner, en
biologische boeren zijn vaker ontvankelijk voor flankerende maar belangrijke
maatregelen zoals het aanleggen van hagen en groene bermen. In die zin is de rol
van de biologische landbouw in ons land, naast het werken aan een beter
ecologisch evenwicht, ook dat van een incubator en koploper. Bio is niet de
magische formule maar een stap in de goede richting. Voorstanders van
intensieve landbouw moeten blij zijn dat ze duurzamere landbouwpraktijken kunnen
integreren die hun ecologische collega’s getest hebben. Beleidsmakers zouden de
biologische landbouw moeten behandelen en stimuleren zoals een Vlaamse ‘Sylicon
valley van de landbouw.’
Mijnheer Honnay’s bekommernis om de bestaande natuurgebieden
in Vlaanderen niet nog verder te laten wegsmelten op deze opwarmende planeet,
delen we vanzelfsprekend. Praten over ruimte zonder andere aspecten van onze
ruimtelijke ordening te vermelden is echter geen oplossing. Wat met grote
shoppingcentra buiten de stads of dorpskernen, of onze hardnekkige neiging om
te groot te wonen met tuinen die wel groen zijn maar helemaal niet biodivers? Wat
we nodig hebben is een integrale visie op natuur, geen honinggraat van hokjesdenken.