maandag, juli 10, 2023

Essay – Hoe de transitie financieren?

Iedereen die het nieuws over de klimaat- en biodiversiteitscrisis volgt, weet: we staan voor een gigantische omwenteling. Ook de economische wereld beseft dit – ook zij leest de IPCC-rapporten en merkt ook de toenemende gevolgen in de vorm van extreme droogte, hittegolven, overstromingen en andere rampen. We moeten het dus dringend over de centen hebben.

In opdracht van het Wereld Economisch Forum berekende het studiebureau McKinsey vorig jaar hoeveel het zou kosten om tegen 2050 de wereld op net-zero te krijgen. Dat is de doelstelling van het Akkoord van Parijs (2015) om tegen dat jaar de volledige wereldeconomie te decarboniseren en alles wat niet koolstofvrij kan worden gemaakt, te compenseren door extra koolstof uit de lucht te halen.

Het cijfer

Tegen 2050 naar net-zero gaan kost volgens McKinsey 3,5 triljoen dollar per jaar. Het studiebureau voegt daaraantoe dat daarvoor een fundamentele transformatie van de mondiale economie nodig is.

Dat hadden we zelf ook wel kunnen bedenken… Om een idee te geven: die 3,5 triljoen is een stijging met 60 procent ten opzichte van het huidige investeringsniveau en staat gelijk aan de helft van de wereldwijde bedrijfswinsten, een kwart van de wereldwijde belastinginkomsten en 7 procent van de gezinsuitgaven.

Verder zal de uitstap uit fossiele brandstoffen 185 miljoen jobs kosten, maar tegelijk 200 miljoen nieuwe banen creëren. In ieder geval zal de kost van niets doen dit bedrag vele malen overtreffen, zo zegt nog het rapport.

Maar hoe geraken we in godsnaam aan zulke sommen geld?

Subsidies

Wanneer er geld nodig is, wordt er doorgaans eerst naar het laaghangend fruit gekeken. En daar ligt één dossier te blinken op de tafel van overheden wereldwijd, waarover doorgaans zedig wordt gezwegen door politieke mandatarissen of waarvan het bestaan soms carrément wordt ontkend.

Nederlandse klimaatactivisten eisen dat ING stop met de financiering van olie- en gasprojecten (foto: RTLNieuws.nl).
Nederlandse klimaatactivisten eisen dat ING stop met de financiering van olie- en gasprojecten (foto: RTLNieuws.nl).

Het duikt echter steeds meer op in rapporten en aan ronde tafels allerhande, omdat het gaat om zulk evident anachronisme dat ieder mens met gezond verstand zich de spontaan de bedenking maakt: ‘bestaat dat nog?’ Ja, mensen, het bestaat nog, en het gaat om duizelingwekkende getallen: minimum 577 biljoen dollar gingen in 2021 nog naar kolen-, gas- en olieprojecten. Het is de Wereldbank die op 15 juni 2023 met de cijfers kwam. En er is geen teken dat er intussen verbetering zou zijn.

Ook ons eigen land ontsnapt overigens niet aan het probleem. Voor het tweede jaar op rij liet de federale overheidsdienst Financiën de ‘federale inventaris voor fossiele brandstoffen’ opmaken. Daaruit blijkt dat er niet minder dan 13 miljard euro per jaar gaat naar subsidies en allerhande belastingvoordelen voor fossiele brandstoffen.

Het gaat om vrijstellingen zoals voor brandstoffen voor de binnenvaart, voor baggerwerkzaamheden, vrijstelling van accijnzen op kerosine: een van de redenen waarom uw buurvrouw die citytrip naar Barcelona zo goedkoop kon doen… Ook zijn er verlaagde dieseltarieven en aardgastarieven voor de industrie, vrijstellingen voor stookolie in gebouwen enz.

Een speciale vermelding voor tankkaarten (492 miljoen euro) en bedrijfswagens (1.947,2 miljoen euro), een uniek Belgisch fenomenen dat ook een grote aanjager is van onze fileproblematiek.

Niet alleen wordt hierdoor nog steeds de fossiele industrie gestimuleerd (ja, dus ook die bedrijven zoals Shell, die de laatste twee jaar met exorbitante winstcijfers uitpakken) en de consumptie van de brandstoffen zelf die aan de oorzaak ligt van de klimaatcrisis, maar bovendien zuigt deze praktijk inkomsten weg van armlastige overheden die ze niet kunnen inzetten voor de transitie die we zo dringend nodig hebben. Het spreekt dus vanzelf dat er dringend een afbouw en heroriëntering nodig is van deze fondsen en belastingvoordelen.

Internationale solidariteit

Naast de nationale investeringen die nodig zijn in onze geïndustrialiseerde landen, is er ook hulp nodig voor de landen in het globale Zuiden die nauwelijks hebben bijgedragen aan de broeikasemissies van de voorbije 150 jaar en die nu al het grootste slachtoffer van de klimaatcrisis zijn.

Op de jaarlijkse klimaattop van het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change) is de internationale klimaatfinanciering en recent ook het fonds voor verlies en schade dan ook een van de meest heikele punten. Als we niet-geïndustrialiseerde landen willen vragen om hun groeiende economie op een duurzame leest te schoeien, dan moeten ze daar de middelen toe krijgen. Ook om hun fragiele ecosystemen en hun bevolking te beschermen tegen de effecten van de klimaatverandering hebben ze middelen nodig.

Op een recente financieringstop in Parijs, georganiseerd door de Franse president Macron, riepen deelnemende wereldleiders op om private financiering een grotere rol te laten spelen. De vraag die je daarbij kan stellen, is of dat geen poging is om te ontsnappen aan de verplichting die rijke landen zich hebben opgelegd om armere landen te steunen. Zo is er van de beloofde 100 biljoen dollar per jaar vanaf 2020, nog maar 83 biljoen effectief gestort.

Out-of-the-box denken

Toen Anuna De Wever in 2019 tijdens een interview suggereerde om aan de Europese Centrale Bank (ECB) te vragen geld bij te maken om de klimaattransitie te financieren, werd dat idee grotendeels op hoongelach onthaald. Economen hadden het meteen over het gevaar op inflatie, grote onevenwichten op de markt en andere schrikbeelden.

Los van de vraag of economen nog wel over zoveel geloofwaardigheid beschikken na de economische crisis van 2008 (en zoveel andere crisissen die ze niet zagen aankomen) verdient de suggestie meer onderzoek. Tenslotte is geld slechts een afspraak, en het financieel systeem een constructie die ten dienste moet staan van de mens, en niet andersom.

Klimaatactiviste Anuna De Wever (Youth for Climate) tijdens de eerste klimaatmars op zondag 27 januari 2019 in Brussel (foto: Wikipedia).
Klimaatactiviste Anuna De Wever (Youth for Climate) tijdens de eerste klimaatmars op zondag 27 januari 2019 in Brussel (foto: Wikipedia).

Het adagium dat luistert naar de welluidende naam van een pas overleden popster, ‘There is no alternative’ klinkt intussen even versleten als de vele beloftes van de heilzame ‘onzichtbare hand’ van de markt. De markt lost niet zoveel dingen op, maar promoot alleen het recht van de sterkste, als ze niet gereguleerd wordt door sterke democratische instellingen.

Daarom is het verbazend dat er niet meer onderzoek wordt geïnvesteerd in economische oplossingen die werken. Neem nu de experimenten met lokale munten. Zo werd tijdens de economische crisis van de jaren 1930 in Zwitserland de Wirtschaftsring (WIR) opgericht door 16 bedrijfsleiders. Krediet en geld waren schaars in die moeilijke jaren. Met de nieuw opgerichte munt konden de bedrijven met elkaar handeldrijven zonder dat de schaarste aan Zwitserse franken hen dwarsboomde. De WIR bestond dus naast de Zwitserse frank.

Het systeem is tot op heden blijven bestaan en telt nu ongeveer 80.000 participerende bedrijven. Stel je voor dat zo’n munt wordt opgericht die alleen kan worden gebruikt om klimaatvriendelijke investeringen te doen.

Particulieren en bedrijven krijgen een bepaald minimumbedrag dat gebonden is aan een CO2-budget dat hen wordt toegekend, volgens een billijke verdeelsleutel die democratisch vastgelegd is en in lijn is met de doelstellingen van het Akkoord van Parijs.

Vermits mensen met minder financiële middelen een lagere voetafdruk hebben, krijgen zij ook een groter budget van dit klimaatgeld. Door investeringen te doen die hun voetafdruk verkleint, kan iedereen extra klimaatgeld bij krijgen. Het doel? Een race naar de bottom, dus naar een zero-emissie consumptie en productie, op zo kort mogelijke tijd, bovendien sociaal verantwoord.

Terugverdieneffecten

Een belangrijk element dat steeds over het hoofd gezien wordt, zijn de terugverdieneffecten. Die zijn legio, maar heel vaak worden de vruchten geplukt in andere sectoren dan deze die moeten afbouwen of waar de investeringen moeten gebeuren. Wantrouwige geesten zouden zelfs kunnen poneren dat bepaalde invloedrijke beroepsgroepen geen belang hebben bij de potentiële winsten.

Neem nu volksgezondheid. Een modal shift naar minder individueel gemotoriseerd verkeer en meer sportieve vormen van verplaatsing zoals de (elektrische) fiets, het openbaar vervoer gecombineerd met meer wandelen en stappen, dat alles leidt tot minder bewegingsarmoede.

Minder tot geen verbrandingsmotoren leiden tot veel minder luchtvervuiling. Resultaat: minder longproblemen, hart- en vaatziekten, enz. Gezondheidszorg, tel uit uw winst.

Duurzamere voedselgewoonten sluiten beter aan bij de voedseldriehoek en zijn dus ook gezonder: veel minder (maar beter) vlees en veel minder hoog bewerkte producten, ten voordele van meer verse groenten en fruit. Onderzoek wijst uit dat ten opzichte van het standaard voedselmandje van de Belg, de CO2-voetafdruk met de helft kan verminderen als mensen overschakelen naar een duurzaam voedselmandje. Ook hier zijn de gezondheidswinsten groot: minder allergieën, een stop aan de obesitasepidemie, minder darmkanker.

Investeringen in natuur dichtbij mensen, dragen dan weer bij tot de mentale gezondheid. Zo hanteert de veel besproken natuurherstelwet onder meer de 3-30-300-regel. Dat wil zeggen dat vanuit elk huis uitzicht moet zijn op minstens drie bomen, dat er 30 procent groen is in elke wijk en dat het maximum 300 meter wandelen is tot aan het dichtstbijzijnde park of groene ruimte. Onderzoek na onderzoek wijst op positieve effecten op de mentale gezondheid van mensen.

Investeringen in natuur dichtbij mensen dragen bij tot de mentale gezondheid (foto: Luc Viatour).
Investeringen in natuur dichtbij mensen dragen bij tot de mentale gezondheid (foto: Luc Viatour).

Andere terugverdieneffecten zijn deze die te maken hebben met onze energievoorziening. Als je geen olie of gas meer moet aankopen, dan is dat een evidente kost die wegvalt. Door zelf of in regionaal (Europees) verband energie te produceren, ben je veel minder afhankelijk van de wereldmarktprijzen en van dubieuze regimes. Dat geeft ruimte om te investeren in een sterker en stabieler netwerk, voorzien van de nodige opslagcapaciteiten.

Door de terugverdieneffecten voor de gehele samenleving mee te nemen in het gehele investeringsplan kunnen de kosten van de transitie beter gespreid worden en kan het draagvlak toenemen tot in alle geledingen van de samenleving.

Besluit: het wordt tijd voor een totaalplan dat anomalieën zoals schadelijke subsidies afbouwt, dat terugverdieneffecten meeneemt en dat innovatieve economische oplossingen bedenkt die fit for purpose zijn en niet enkel uitgaan van de winst voor enkelen, maar de vooruitgang voor de hele samenleving.


Deze tekst verscheen in de CIMIC nieuwsbrief van juni 2023.