Beelden uit het Midden-Oosten: “Het zijn net mensen” van Joris Luyendijk
Dit is een belangrijk boek. Vooral omdat Joris Luyendijk de euvele moed had om de journalistieke praktijk van het correspondentschap in het Midden-Oosten in zijn hemd te zetten. Hij doet dat door zeer eerlijk en open de praktische problemen te beschrijven die hij als correspondent ervoer en de confrontatie met zijn eigen twijfels niet uit de weg te gaan. Hij durft het aan die twijfels tot in zijn uiterste consequenties door te drijven, waarmee hij uiteindelijk de relevantie van zijn job in twijfel trekt én de pertinente vraag opwerpt of een deugdelijke nieuwsgaring wel mogelijk is in het Midden-Oosten. Dit boek veroorzaakt behoorlijk wat deining in Nederland en wellicht zal Luyendijk als ‘nestbevuiler’ niet zo snel nog bij zijn ex-collega’s aan de deur moeten komen. Na vijf jaar hield hij het sowieso voor bekeken. De specifieke invalshoek maakt dat ook Midden-Oosten specialisten dit boek wellicht zullen kunnen waarderen. Ben je als doorsnee consument van het dagelijkse buitenlandnieuws op zoek naar een pepmiddel voor je kritisch vermogen? Dan is dit boek het gedroomde medicijn.
In dit boek beschrijft de auteur zijn ervaringen als nieuwbakken correspondent Midden-Oosten voor de Nederlandse NRC, de Volkskrant, het Radio 1 Journaal en het NOS Journaal. Van hem werd verwacht dat hij de hele regio volgde vanuit Caïro. Een opdracht die hem al snel deed stoten op de grenzen van de media in een land als Egypte. Als er een bomaanslag plaats vind in een buitenwijk van Caïro dan zul je dat sneller vernemen via de Westerse persbureaus dan op de nationale radio. Als journalist kan je wel de gewone Egyptenaar vragen stellen maar je kan niet extrapoleren want er bestaan geen officiële gegevens. Luyendijk’s boude stelling is dat de normale journalistieke praktijk eenvoudigweg niet mogelijk is in een dictatuur. Veel van de tv-correspondenten verworden snel tot “presentatoren ter plaatse.” Dat wil zeggen dat ze vanuit hun redactie worden opgebeld met het nieuws van de dag, wat ze vervolgens samenvatten en herhalen voor de camera met achter hen de skyline van een Arabische stad. De consequenties voor ons beeld van het Midden-Oosten zijn niet min: wat wij te horen of te lezen krijgen is bijna uitsluitend wat de internationale persbureaus interessant vinden om te brengen.
Luyendijk slaat ook al snel aan het analyseren. Hij gaat in op een aantal technische mechanismen die eigen zijn aan tv-verslaggeving en die in het nadeel spelen van elke journalist die het Midden-Oosten conflict diepgaand wil behandelen. Zo beschrijft hij de “wet van de schaar.” Een basismechanisme uit de televisiejournalistiek die de werkelijkheid op tv reduceert tot wat filmbaar is. In het conflict Israël-Palestina weet de superieure Israëlische propagandamachine het medium perfect te manipuleren. Een ander heikel punt in de verslaggeving is het woordgebruik en Luyendijk stelt zichzelf luidop de vraag of onpartijdigheid wel mogelijk is: “Is het Palestijnse geweld het werk van terroristen of verzetstrijders?” of “Israëlische politici die een geweldloze oplossing zoeken zijn ‘duiven,’ hun Palestijnse tegenvoeters ‘gematigd,’ implicerend dat alle Palestijnen fanatiekelingen zijn.” Enz.
De conclusie op het einde van hoofdstuk 9 kan dienen als conclusie voor het hele boek. Hier analyseert Luyendijk de onderhandelingen rond de Oslo akkoorden en de manier waarop de afhandeling ervan in de internationale media kwam: rampzalig voor het Palestijnse kamp. Hij sprak hierover met diverse prominente Palestijnse stemmen van buiten de autoriteiten. Hun conclusie: het falende mediabeleid was een rechtstreeks gevolg van de autoritaire opzet van de Palestijnse Autoriteiten. “Het was allemaal logisch, en ik begreep weer beter waarom Israël en westerse regeringen, alle retoriek ten spijt, graag zakendoen met dictators: één sterke man is eenvoudig te controleren en klem te zetten dan een democratisch gekozen leider. En als zo’n dictator het in een mediaoorlog tegen je opneemt, stuurt hij niet zijn beste mensen het veld in.” En zo is de cirkel rond.
(deze recensie verschijnt in nr. 381 van het tweemaandelijks tijdschrift Vrede - een uitgebreidere versie met extra bedenkingen komt op het Webzine Uit-pers maar het is nu ook al te lezen op mijn recensie-blog)
2 opmerkingen:
Toch heb ik de indruk dat iemand als Rudi Vranckx erin slaagt vrij objectief verslag uit te brengen over het Midden Oosten. Toch?
Rudy Vranx doet inderdaad moeite om verschillende kanten van de conflicten te belichten. Hij gaat de straat op, wat veel van zijn collega's niet doen. Maar de problemen waarover Luyendijk het heeft, daar worstelt Vranx even goed mee. En sowieso laat zijn medium, televisie dus, niet echt veel diepgang toe.
Een reactie posten